Home > FAQ

FAQ

Veel gestelde vragen

 

1 Ik zou graag uw advies hoe ik als docent Duits de woordjes het beste kan overhoren (ERK-idioom A1/klas 2 en 3), waarbij ook snelheid een rol speelt.

Antwoord:

 

Aanvullend op de tips op p. 6-7 van Door Europa A1: ons lijkt regelmatig woordjes opgeven het effectiefst, dus voor elke les of voor de les(sen) op een bepaalde dag of bepaalde dagen in de week, volgens een herhalingssysteem. Zie onderstaand fragment uit mijn boek ‘Didactiek van het vreemdetalenonderwijs’, Bussum: Coutinho, 2009, p. 311:

‘Woordjes leren’ uit lijsten, idioomboeken of woordleerprogramma’s is een flankerende oefening voor intentionele inprenting náást en ter versterking van een natuurlijk woordverwervingsproces. Enkele algemene didactische tips:

- Leerlingen moeten weten hoe ze de woorden moeten ‘kennen’: receptief of productief, mondeling of schriftelijk.

- De wijze van overhoren moet in overeenstemming zijn met het leerdoel. De leerling zal in het algemeen zijn wijze van leren aanpassen aan de door de docent (meest) toegepaste wijze van overhoren.

- ‘Eén keer is geen keer’. De vraag is vervolgens hóe de woorden terugkomen. Eén mogelijkheid is: nog een keer opgeven. Docenten doen dat meestal door over eerder geleerde woordjes een repetitie te geven. Dat helpt wel, maar twee keer is niet zoveel meer dan één keer. Effectiever is een herhalingssysteem.

 

Een schematisch voorbeeld van huiswerkleeropdrachten (met fictieve nummers voor de woorden):

o   leren voor maandag: woorden nrs. 210-215, 215-230, 230-245

o   leren voor woensdag: woorden nrs. 215-230, 230-245, 245-260

o   leren voor vrijdag: woorden nrs. 230-245, 245-260, 260-275

(enzovoort)

 

Nog belangrijker is dat de ‘geleerde’ woorden ook in sterk gestuurde én in geleide én in open oefeningstypes terugkomen in telkens wisselende contexten.

De standaardoverhoring zou mondeling moeten zijn: u zegt het Nl. woord of (bij de taalhandelingen) zinnetje plus de naam van een leerling. De leerling moet vlot kunnen antwoorden. Dit alles uiteraard bij gesloten boek.

Als een woord al bij een vorige overhoring aan de beurt geweest is kunt u als extra een eenvoudig Nederlands zinnetje vragen, bijvoorbeeld de vertaling van het voorbeeldzinnetje in de tweede kolom. Voorbeeld: ‘Dead Metal bevalt me niet zo’ (p. 12). Als de leerling dan een fout maakt in een ander woord dan waar het hier speciaal om gaat, bijvoorbeeld ‘Dead Metal gefällt mich nicht so’, is dat ook goed, maar ‘gefällt’ moet wel kloppen. Uiteraard kunt u vrij variëren met het zinnetje. Daarmee kunt u veel afwisseling brengen in de overhoring. Wees dan wel coulant met onderdelen van het zinnetje die nog niet geleerd zijn.

Naast of in plaats van de mondelinge overhoring kunt u ook zo vaak als u dat nodig acht schriftelijk overhoren. Omdat het grootste deel van de woordenschat in Door Europa bedoeld is voor gespreksvaardigheid, denken wij dat vlotte mondelinge beheersing het belangrijkst is. Als leerlingen het Duitse woord mondeling beschikbaar hebben, hebben ze het zeker ook schriftelijk beschikbaar. In hoeverre dan de spelling correct moet zijn, is afhankelijk van uw oordeel als docent (en, denken wij, van het schooltype/niveau van de leerling).